Adolphine Louise Kessler

NL

 

EN

Herinneringen aan mijn moeder…                              

Het had veel weg van een “valse start”, het prille begin van mijn leven en de relatie die ik toen aanging met mijn moeder. Ik heb het altijd geweten aan het feit dat Mamma, toen ze mij verwachtte, in het sanatorium lag vanwege Tuberculose, en dat haar leven aan een draadje hing, na de bevalling, vanwege een collaps (een klaplong), waardoor zij mijn eerste levensjaar niet aanwezig was. De band met mijn vader, was daardoor bezegeld; en tot ver in mijn pubertijd was ik dan ook “Zijn kind….”.

Pas toen ik voor mijn studie in Engeland verbleef, en wij gewoon per brief correspondeerden, ontstond er een kentering; ik volgde haar advies om mij aan te melden als vrijwilligster bij het kinderziekenhuis om de hoek in Londen, en kreeg daardoor een realistische indruk over het leven in een wereldstad. Omgaan met situaties buiten het mij bekende Amsterdamse reguliere “milieu” van acteurs, zangers en artiesten, bleek ook een bijzondere uitdaging; de meerderheid van mijn medestudenten en vrienden uit mijn Kleinkunst periode waren homoseksueel, en voor een “vrouw alleen”, geen bedreiging dus. De vertrouwensbasis tussen ons verankerde zich in die periode juist omdat – ver van huis – mijn moeder zich geruster voelde om met mij haar zorgen over de “achterblijvers” – mijn zus, broer en hun perikelen in huwelijk en de kleinkinderen – te bespreken, en onze relatie kreeg – voor mij althans – een bijzondere dimensie doordat mijn oudste Bryony, een dag na haar verjaardag, werd geboren en ik haar vanuit het ziekenhuis kon bellen met de mededeling “Hoi Mam, ik geef je een verlaat verjaardagscadeautje….”.

Toen ik in 2003 de kans kreeg om met mijn kinderen naar Thailand te reizen – tickets waren super goedkoop vanwege de Sars-Griep – en mijn vriendin Christiane was daar tezamen met haar wederhelft voor BUZA uitgezonden, vroeg mijn moeder mij om – als ik zou besluiten om ook Indonesië te bezoeken – wat aarde uit de geboorteplek van mijn vader (Sukabumi 1910) te halen, Pappa was al in 2000 overleden. Ik heb toen voor haar uiteraard ook “tanah” geschept uit Bandung. Het was het begin van een nieuwe periode in mijn leven, met als resultaat een Stichting in Nederland en een Yayasan in Indonesië (Yayasan Kebon Sepatu: https://www.lombokecoprojects.org).

Om erachter te komen waar ik voor haar de grond moest vinden, bleek al gauw dat mijn moeder hele stukken van haar verleden – “hoe heet de straat waar je geboren bent?” – totaal had weggestopt, dus uiteindelijk is de aarde die ik voor haar heb opgeschept, afkomstig van het graf van haar overleden vader – mijn opa, D.R.P. Kessler -  die begraven ligt op het Pandu Kerkhof.

Pas toen ik vanaf het moment dat ik voet zette op Indonesische bodem, en mij realiseerde dat ik daar thuishoor en niet hier in Nederland, en ik keer op keer met mijn verhalen bij haar aankwam, lichte zij stukje bij beetje de ene na de andere sluier van haar verleden op. Zo kwam bij haar een herinnering naar boven, die wel heel erg lang ergens op een plank lag te verstoffen;


Tijdens een verkenningstocht over Midden-Java; treinreis Bandung naar Yogjakarta, en via het Djengplateau – Tasik Melaya terug naar Sukabumi, stopten wij voor een overnachting in Baturaden - de familie had zich toentertijd gevestigd in Purwokerto, de geboorteplaats van mijn Oom Teddy en Oom Johny (wat ik pas later vernam).  Het is werkelijk een schitterende reis geweest, met zo ontzettend veel onvergetelijke indrukken, en voor de avond maaltijd bezochten we een lokaal restaurant, waar tegenover een warung telepon (WarTel) was, waar men voor een redelijk tarief naar het buitenland kon bellen. 
Ik wilde Mamma deelgenoot maken van onze tocht, dus voor de bestelling werd geserveerd, even bellen met Schiedam, Nederland. De telefoon “ging over”, en haar o zo typerende manier van opnemen klonk zacht….

“Hallo, met mevrouw de Jong…”.

 “Hoi Mam…” –

“Akke, ben jij dat?! Waar ben je?” haar stem klonk alsof ze vlak naast me stond, honderd procent alert en aanwezig.

“Dag Mamma, ik ben in Baturaden, we zijn net aangekomen en willen zo iets eten…”

“Wat…. Ben je in Baturaden?” ongelovig eerst, en dan….. “Baturaden, ach ben je in Baturaden? Dat is de mooiste plek in de wereld! Ben je al bij de waterval geweest?” “

Ik zag haar voor me, de uitdrukking van haar glimlach en de warmte van haar herinnering…

“Nee mam, ik zei toch dat we net zijn gearriveerd, het is hier avond, morgen gaan we kijken”.

“Ja, want je moet naar die waterval…. Weet je…”, ik hoor bijna alsof ze haar adem inhoudt.. “bij die waterval, heb ik mijn eerste kus gehad…..”

 

Ik luister naar haar verhaal, zonder enige hapering vertelt ze me dat toen zij een meisje van een jaar of acht bij een arts en zijn vrouw was uitgenodigd om aan te sterken, samen met andere kinderen. De groep jongens en meisjes gaan naar het park waar er een waterval is waar je achterlangs kan lopen…. Daar was het dan gebeurd; haar eerste kus.

 

De volgende dag bezocht ik de waterval en legde de route af die zij mij had beschreven…, en nog lange tijd daarna, zag ik overal kleine meisjes met vlechten, en paardenstaarten… en keek onbewust naar de bekende trekken van mijn moeder’s gezicht, denkend dat ieder van hen, ergens diep en zo vertrouwd, mijn moeder kon zijn zo heel lang geleden ….

 

In mijn zoektocht naar haar verleden kwam er meerdere malen boven dat zij het heel moeilijk had met het feit dat haar moeder, Nies  – zo was haar verteld – haar en haar broer, Oom Piet – in de steek had gelaten. Via tante Suze (Frank Adrianus Kessler/Maria Theodora Beun), mamma’s volle nicht, met wie ik een bijzondere band heb gekregen vanaf mijn terugkeer uit Engeland en vervolgens als kinderkoor dirigente me aan haar parochie in Voorburg had verbonden, heb ik een aantal zaken kunnen beluisteren die Mamma toch enigszins konden troosten, alhoewel het veel lijkt op verdrietige episodes uit “Oude mensen, en dingen die voorbij gaan”

(L. Couperus);

 

Er was een incident, waarbij men heeft aangenomen (maar nooit bewezen is), dat mijn grootmoeder, Niesje, het doelwit was van een ongecontroleerde affectie van een mandoer die te werk was gesteld op dezelfde onderneming die mijn grootvader zou hebben beheerd. Deze mandoer heeft in een vlaag van jaloezie – mogelijk omdat mijn grootmoeder hem heeft afgewezen (lijkt mij aannemelijk, gezien de woede-aanval) – mijn grootvader met een hard stomp voorwerp te lijf is gegaan, en hem op het achterhoofd geraakt. Het was een regelrechte rel, waarbij mijn grootvader ernstig gewond werd – en mogelijkerwijs ook behoorlijk getraumatiseerd – nooit compleet van is hersteld, maar wel mijn grootmoeder – vanwege dit vreselijke schandaal – heeft verbannen naar “een kampoeng” en haar verboden heeft ooit bij de kinderen – mijn moeder en oom Piet – in de buurt te komen.

Haar schoonzus – Maria Theodora Beun – was niet zo hardvochtig als mijn grootvader en zijn broer – en heeft het toegestaan dat mijn grootmoeder haar kinderen vanaf een veilige afstand kon gade slaan.

 

Daarom kon ik Mamma ook verzekeren dat haar eigen moeder haar niet zonder meer had achtergelaten (afgewezen), maar zij gedwongen was beide kinderen bij haar echtgenoot te laten, niet alleen omdat zij maatschappelijk was “bezoedeld”, maar ook omdat de economische middelen om twee kleine kinderen te onderhouden en een zekere toekomst te bieden, haar ontbraken.

 

Ik weet dat tot het laatste toe mijn lieve Mamaatje zich altijd heeft afgevraagd of zij wel een goede moeder was, en ik heb haar kunnen verzekeren, dat zij altijd het beste heeft gedaan wat in haar vermogen lag, en zij voor haar kleinkinderen absoluut “de allerliefste oma was van de hele wereld”…………….

Memories of my mother…

It was very much like a “false start”, the very beginning of my life and the relationship I then entered into with my mother. I have always known that when Mamma was expecting me, she was in the sanatorium because of Tuberculosis, and that her life was hanging by a thread, after childbirth, because of a collapse (a collapsed lung), which prevented her from being in my first year of life. The bond with my father was thus sealed; and until well into my adolescence I was therefore “His child…”.

Only when I stayed in England for my studies, and we corresponded simply by letter, did a change occur; I followed her advice to sign up as a volunteer at the children's hospital around the corner in London, and thus got a realistic impression of life in a metropolis. Dealing with situations outside the Amsterdam regular “environment” of actors, singers and artists known to me also proved to be a special challenge; the majority of my fellow students and friends from my Cabaret period were homosexual, so for a “woman only”, no threat. The basis of trust between us became entrenched in that period precisely because – far from home – my mother felt more comfortable to discuss with me her concerns about the “stragglers” – my sister, brother and their troubles in marriage and the grandchildren – and our relationship took on a special dimension – for me at least – because my oldest Bryony was born a day after her birthday and I was able to call her from the hospital with the announcement “Hi Mom, I'm giving you a belated birthday present….”.


When I got the chance to travel to Thailand with my kids in 2003 – tickets were super cheap because of the Sars-Griep – and my friend Christiane had been sent there with her partner for BUZA, my mother asked me to – if I decided to also visit Indonesia – to get some soil from my father's birthplace (Sukabumi 1910), Pappa had already passed away in 2000. Of course I also scooped “tanah” from Bandung for her. It was the beginning of a new period in my life, resulting in a Foundation in the Netherlands and a Yayasan in Indonesia (Yayasan Kebon Sepatu: https://www.lombokecoprojects.org).

To find out where to find the soil for her, it soon turned out that my mother had whole pieces of her past – "what's the name of the street where you were born?" — totally tucked away, so in the end the soil I scooped up for her came from her late father's grave — my grandfather, D.R.P. Kessler -  who is buried in the Pandu Cemetery.


Only  from the moment I set foot on Indonesian soil, and realized that I belonged there and not here in the Netherlands, and I came to her again and again with my stories, did she gradually lift one veil after another. of her past. Thus a memory came to her mind, which had been gathering dust on a shelf for a very long time;


While exploring Central Java; train journey Bandung to Yogjakarta, and via the Djeng plateau – Tasik Melaya back to Sukabumi, we stopped for an overnight in Baturaden - the family had settled in Purwokerto, the birthplace of my Uncle Teddy and Uncle Johny (which I only learned later). It really has been a wonderful journey, with so many unforgettable impressions, and for the evening meal we visited a local restaurant, opposite which was a warung telepon (WarTel) where you could call abroad for a reasonable rate. 
I wanted to make Mamma part of our trip, so before the order was served, I called Schiedam, the Netherlands. The phone “ringed”, and her oh-so-typical recording sounded soft….


“Hello, this is Mrs. de Jong…”.

"Hi mum…" -

“Akke, is that you?! Where are you?" her voice sounded like she was standing right next to me, one hundred percent alert and present.

“Hello Mamma, I am in Baturaden, we have just arrived and want to eat something…”

"What…. Are you in Baturaden?” disbelieving at first, and then….. “Baturaden, are you in Baturaden? That is the most beautiful place in the world! Have you been to the waterfall yet?”

“ I saw her before me, the expression of her smile and the warmth of her memory…

"No mom, I told you we just arrived, it's evening here, tomorrow we'll have a look."

“Yes, because you have to go to that waterfall…. You know…”, I can almost hear her holding her breath… “at that waterfall, I had my first kiss….”

 

I listen to her story, without hesitation she tells me that when she was a girl of about eight years old, she was invited by a doctor and his wife to recuperate, along with other children. The group of boys and girls go to the park where there is a waterfall that you can walk behind…. That's where it happened; her first kiss.

 

The next day I visited the waterfall and followed the route it had described to me…, and for a long time afterwards, I saw little girls everywhere with braids, and ponytails… and unconsciously looked at the familiar features of my mother's face, thinking that each of them, somewhere deep and so familiar,  could have been my mother so very long ago….

 

In my search for her past it emerged several times that she was having a very hard time with the fact that her mother, Nies – she was told – had abandoned her and her brother, Uncle Piet. Through aunt Suze (Frank Adrianus Kessler/Maria Theodora Beun), mamma's first cousin, with whom I developed a special bond since my return from England and subsequently joined her parish in Voorburg as a children's choir conductor, I was able to do a number of things. listening to it that could comfort Mamma somewhat, although it sounds a lot like sad episodes from "Old People, and Things That Pass"

(L. Couperus, famous dutch writer);


There was an incident where it has been assumed (but has never been proven) that my grandmother, Niesje, was the target of an uncontrolled affection from a mandur employed in the same enterprise that my grandfather is said to have run. This mandur, in a fit of jealousy – possibly because my grandmother rejected him (seems plausible, given the tantrum) – attacked my grandfather with a hard blunt object, hitting him in the back of the head. It was an outright riot, in which my grandfather was seriously injured - and possibly also quite traumatized - never fully recovered, but my grandmother - because of this terrible scandal - exiled to "a kampung" and banned her from the children – my mother and uncle Piet – to come close. Her sister-in-law – Maria Theodora Beun – was not as harsh as my grandfather and his brother – and allowed my grandmother to watch her children from a safe distance.

 

That is why I could also assure Mamma that her own mother had not just left her (rejected) out of hand, but that she was forced to leave both children with her husband, not only because she was socially "stained", but also because the economic resources to to support small children and to offer her a secure future.

 

I know that to the last my dear Mama has always wondered if she was a good mother, and I have been able to assure her that she has always done the best in her power, and that she is absolutely “the best” for her grandchildren. dearest grandmother in the whole world”…………….

Adolphine Louise Kessler

13/09/1914 – 18/10/2005

‘Cause I know you by heart…..

 

Akke Draijer-de Jong

Delft – September 2021

Dolly, DRP Kessler, Piet

Dolly

Kessler en van Zeydel familie.

 

 

Gevonden Archief:

336-346.Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960 Indonesië

3536 Stukken betreffende de vestigingen van de Congregatie in Indonesië. z.j., 1918-1987, 2005.
Fotoalbum alsmede Praktijk- en Rapportenboekje en diploma (Bandung, 28 october 1937), met toebehoren, van zuster Adolphine Louise Kessler, die in de dertiger jaren haar verpleegstersopleiding ontving in het St. Borromeus Ziekenhuis te Bandung, Indonesia. 1934-37.

3 stukken

 

Bronnen: Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960 Indonesië

 

Vragen en reacties op deze pagina kunnen hieronder geplaatst worden: