Edwin Christiaan

NL
Christiaan Edwin Kessler is in 1934 te Bandung geboren als zoon van Dorus Robbert Pieter Kessler en Dora Isabella Takia Post. Christiaan Edwin was het speelkameraadje van neef Chris Erdtsieck. Ze scheelden nog geen twee jaar met elkaar. Chris Erdtsieck kan zich huize Kessler in Bandung nog goed herinneren. Edwins bijnaam was Boetje. Oom Edwin is vanuit Nederland naar de Verenigde Staten geëmigreerd. Daar heeft hij zich gevestigd in Phoenix, Arizona. Hij was getrouwd met Kiki Kirschstein. Zij kregen samen 3 kinderen.

 

EN
Christiaan Edwin Kessler was born in Bandung in 1934 as the son of Dorus Robbert Pieter Kessler and Dora Isabella Takia Post. Christiaan Edwin was cousin Chris Erdtsieck's playmate. They were not even two years apart. Chris Erdtsieck can still remember the Kessler house in Bandung well. Edwin's nickname was Boetje. Uncle Edwin emigrated from the Netherlands to the United States. There he settled in Phoenix, Arizona. He was married to Kiki Kirschstein. They had 3 children together.

Oom Edwin schreef zijn zuster Thea ooit een brief met beschrijvingen en herinneringen over hun ouderlijk huis in Bandung aan de Kebin Sirih 33. Onder een transcriptie, en een kopie van de originele tekeningen.  

 

Ons oude huis

Thea , jij vroeg mij om een platte grond te tekenen van ons huis en tuin de Kebon Sirih

"natuurlijk" zij ik "Met plijzier" volgde ik.

Met veel enthousiasme en energie begon ik meteen aan mijn taak. Het duurde niet lang en ik merkte, dat ik al ontzettende veel ben vergeten. Onder andere wist ik niet of het huis, na John's kamer, 2 of 3 slaapkamers had. Wel, dat heb je intussen mooi voor mij opgelost. Net als ieder person, die na zo'n 60 jaar, terug denkt aan het huis waar hijals kind is opgegroeid (5-11) dacht ikdat ons huis heel groot was. Dit is natuurlijk niet het geval. Op de platte grond heb ik de kamers redelijke afmetingen gegeven. De schaal waarop het huis is getekend is 6mm(een blokje)= 1 meter. Bij de rivier en beide zijkanten van het erf moet je minstens 2 meter bijvoegen en maak de voortuin maar 18 meter diep. Ik geloof wel dat deze afmetingen realistisch zijn.

Wat ik wel gemerkt heb is, dat als je aan een feit terug denkt dat er andere feiten en gebeurtenissen zomaar vanzelf aan de oppervlakte komen. Als ik op dit moment twee wensen mocht hebben zou ik vragen om een beter geheugen en een beetje talent om mijn gedachten op papier neer te zetten. Hier dan mijn herinneringen van ons huis, tuin en evenementen gedurende de relatieve korte tijd dat we daar woonden. Ons adres was 33 Kebon Sirih-Bandung-West Java. Kebon Sirih was maar een kort straatje van ongeveer 2 km. Het begon in het Westen waar de Bandungse Melk Centrale, het gebouw van de Vrijmetselaars en het gemeente kantoor waren gesitueerd. Na een Km was de brug over de kali Cikapundung en maakte het een scherpe bocht naar het zuiden, waar het eindigde bij het paleis van de regent. Precies bij de bocht woonden wij. Voor ik verder ga, vraag ik, om mijn eventueele spelfouten te vergeven. Ik weet vaan niet of een woord een lange ij of een korte ei moet hebben en de s en z geven mij ook hoofdpijn. Here we go.

Om op ons erf te komen liep je over een kleine houten brug.Bij de Nankaboom sloeg je rechts af, liep je onder een Japanse Kers, langs eenm prieel en een klein vijvertje met water spinnen en kikker billetjes en berijkte de trap naar de voor galerij. Op deze trap zaten wij graag. Paul zat dan in ons middenen las ons voor uit de boeken van Carl May. Dit waren wild west verhalen met karakters zoals Winnetou, Old Shatterhand, Tibukata, Tibuwete en Wawaderek. Om de verhalen in beeld te zetten had Paul op de berm een tafereel opgezet, van geboetseerde klei figuren, van Indianen en Cowboys compleet met pistolen en geweren en de Indianen hadden pijl en boog en speren. Het was geen wonder dat de cowboys meestal de gevechten wonnen.

Wij gaan nu de trap op en bevinden ons in de voor galerij. Hier zijn comfortable rottan stoelen met zachte kussens en een koffie tafel. Deze was bedenkt met een door mijn  moeder gehaalt wit kleed. De pauwen vond ik altijd zo mooi. Deze voor-galerij was groot genoeg voor de hele familie, maar was meestal bezet door de oudjesen hun vrienden. Sommigen van hun bezoekers waren Oom Harrie v/d Capellen, Ook Teddy Kessler, Oom Casper Beun en Pastoor Koster. De tantes kan ik mij helaas niet meer herineren. Sorry Ladies. De jongeren vergaderden meestal op het platje voor John's kamer. Als er enkele mannen bij elkaar zaten in de voor galerij was die ruimte blauw van de sigaren rook.

Op het verhoogde platje voor de galerij had mijn moeder haar diverse potten, met haar gelioefde chuveleres(?). Ze waren haar trots. Zij begoot ze altijd met restant thee inclusief blaadjes maar zonder suiker.

Door de dubbele deur kwam je nu in de huiskamer. Hier hadden wij ook van die comfortable grote stoelen. Ik geloof dat ze van een djati houd waren gemaakt. In deze huiskamer hadden wij met Kerst een mooie grote kestboom. Deze kregen wij altijd van de familie Ungerman die een boerderij hadden in Cisaruah. De versiering was met kapok voor sneeuw dat wij nooit hadden gezien. Voor lichtjes hadden wij echte brandende kaarsen, gezet in een metalen montage, die dan aan de takken werden geklemd. Ze waren niet erg stabiel., en gingen vaak scheef staan of ze raakten los en vielen ter aarde. Heel riskanen beslist niet aan te raden. Gelukkig hebben wij nooit een brand gehad. Onder de boom hadden wij een stalletje van carton. Het kwam compleet met schapen, koeien, herders, drie koningen op kamelen en natuurlijk de Heilige Familie. Op het dak was de Aards-engel Gabriel die toezicht hield op het evenement en boven de engel was een grote ster die het hele tafereel van licht voorzag. Ik heb nooit meer zo'n mooi stalletje gezien.

Vervolgens komt de etenskamer waar iedereen alltijd senang was. Hier werden dagelijks vele grote en smakelijke maaltijden geconsumeerd. (dat was natuurlijk voor de oorlog). Dit was ook de rectreatie en huiswerk kamer. In de hoek hadden wij een Philips radio met vijf lampen. Wij luisterden vaak naar "NIROM te Batavia" en genoten onder andere van liedjes gezongen door Bing Crosby en Diana Durbin. Wij hadden ook een grammaphone met zwengel en grote toeter. In de middag uren, als de ouders sliepen, gingen de jongens wel eens stiekem de naald verwisselen met een cactus doom. Het geluid was heel zachtjes, maar de toon qualiteit was veeeel beter.(volgens hun)

Wij gaan nu weer naar de voor galerij en vinden daarnaast een kleine kamer. Dit was John's kamer. Op een of andere manier heeft hij Pap en Moes er van overtuigd dat hij zijn eigen kamer nodig had. Toen de Jappen de stad begonnen te bombarderen stapelde hij zandzakken regen de binnen muren en maakte alsodanig zijn privee bunker. Hij was het best voorbereid voor een bom aanval. gelukkig is het nooit zover gekomen. Het kleinste bommetje zou zijn zelf ontworpen 'constructive' total hebben vernield.

De volgende kamer was van Pap en Moes.

Door een dubbele deur en enkele trapjes naar beneden bevinden wij ons achter het huis. Wij staan nu op een lange betegelde gang. Links is een klein platje en rechts is een groot platje. Aan het Noord-einde van het grote platje was een put, die wij met onze buren deelden. Het put water was helder en schoon genoeg om de klren en bedde goed mee te wassen. Drink en bad water kregen wij van de gemeente.

Op de Oost rand van het platje was een groote alleen staande kamer. Deze kamer stond op hoge neuten en was maar twee meter van de Cikapundung. Dit was de kamer waar de jongen sliepen. Tegen de buiten muur van de jongenskamer had Teddy een vogelkooi gemaakt waar hij zijn Kutilangs hield. Dit waren mooie vogels en ze trakteerden ons vaak op een mooi concert. Teddy was toen een student van de Dick de Hoogschool en was heel goed in houtwerken. Naast de vogelkkooi was een kippenhok waar de loslopende kippen sliepenen hun eieren legden. In de ruimte onder de jongens kamer hielden wij onze eenden. Zij mochten niet naar boven omdat ze zo'n smeurie maakten. Als de kali overstroomde kwam de grond onder de jongenskamer onder water. Zo hebben wij een keer onze slimme eenden verloren. Als het water te hoog kwam, =begon de kamer te trillen,. Als dit gebeurde kwamen de jongens in de eetkamer slapen. Aan de linker kant, na het kleine platje, was een gudang waar wij onder andere onze arang opsloegen. Bij deze gudang werd Theo een keer door een schorpioen gestoken. Voor een korte tijd had hij een pijnlijke opgezwollen linker voet maar daarna ging het leven gewoon door. De kamer naast de gudang was voor bedienden Inta en Yoyoh. zij hielpen met de tuin, koken en nog 100 andere klusjes. Inta was geweldig handig en kon vanalles repareren. Tegen de put hadden wij een betegelde wasbak en daarnaast een aanrecht met een marmeren plaat. Hier maakte Moes haar heerlijke borstplaatjes. Zij lepelde het hete beslag op de onbesmeerde marmeren plaat, waar het snel koel en hard werd. Zij kon ze dan makkelijk, met een houten of bambu sutil van de plaat afhalen. Werkte beter dan de moderne Teflon coated pannen. Jammer genoeg kun je niet pannen met marmer bedekken. Deze borstplaatjes ginge Thea en ik huis aan huis verkopen. Een zakje van tien voor een rupiah. Onze beste klanten waren de prostituees. Wij zijn er nooit rijk van geworden. Anglos waren gewoon op de grond neergezet. Niet erg handig, maar waarschijnlijk werd dit zo gedaan om brand en schade te voorkomen, van de hete kooltjes die wel 'ns uit de anglos vielen. Op het eind van de gang was de badkamer/wc. De badkamer had een grote anderhalve meter hoge betegelde bak gevuld met koud water dat je met een gajong over je lichaam gooide.

Na deze xcursie door het huis gaan wij maar de tuin in. Wij beginnen bij de brug die de overspoel goot tussen het kanaal boven ons huis en de kali overspant. Hier stonden wij graag te nietsen en maakten de nodige observaties (op en aanmerkingen) over de voorbijgangers. 

Bij de brug was en grote Nanka boom die ons voorzag van de nodige schaduw.De rijpe vruchten waren wel zo'n 80cm lang en 40cm in diameter en hadden een dikke schil met korte doorns. Wij waren verstandig genoeg om niet onder zo'n rijpe vrucht te staan. De jonge nanka werd gebruikt voor een sayur en van de rijpe at je het vrucht vlees. Heerlijk zoet. De hoge Klapper boom groeide op de berm en was in een mooie boog gevormd. Deze boom werd aan zijn lot overgelaten en de oude vruchten en blaren vielen in de kali en dreven uiteindelijk naar de Java zee.

Wij hadden drie Manga bomen. De bomen bij de jongenskamer en in de voor tuin, kregen alleen bloesems maar geen vruchten. Ze hadden een sex-mate nodig om ze te bestuiven. De boom in de voortuin zag er oud en afgepeigerd uit. In de regentijd begon een parasiet tegen de stam en takken te groeien. Het was angrek Bulan die dan prachtig grote witte bloemen kreeg. De Manga Golek, naast het kanaal, kreeg daarentegen geweldig veel grote vruchten. Wij waren zelfs bang dat de takken zouden breken van de last. Op de dag van onze vlucht hadden wij de laatste oogst. Ron en ik waren de plukkers en gooiden de manga's naar Noesen Thea. Bij het vangen heeft Noes nog een vinger bezeerd. Ik geloof dat die vinger nog steeds krom is.

De djali was ene kleine boom in onze voortuin. Deze boom kreeg bonen. Als deze half rijp waren plukten wij ze en verzamelden de peultjes. Deze waren grijs van kleur en zo'n 7,, in iameter. Omdat ze nog zacht waren kon je met een naald en draad kettingen rijgen. Sommigen vrome mensen maakten er rosenkransen van. 

De rambutan boom kreeg ook geweldig veel vruchten. Het was de soort met lange haren. Als de vruchten gingen rijpen was de boom helemaal rood. De manga golek en rambutan begonnen pas gedurende de oorlog te bloeien. Gelukkig dat wij fruit uit eigen tuin konden eten.

De Japanse kers was de boom waar wij graag in klommen. Het gebladerte was heel dicht en zodoende hadden wij een mooi uitzicht op de straat zonder dat die mensen ons konden zien. In deze boom konden wij de hele morgen besteden met eten van de melige vruchtjes en bekritiseren van de voorbijgangers. Op een dag zagen wij een kordate Japanse officier, in gala uniform compleet met lange samurai, al zingende de helling af waggelen. Hij was heel serieus dronken. Tot onze schrik kruiste hij onze brug en liep rechtsreeks naar onze geliefde kerseboom, waar hij dan heel vrolijk tegen de stam urineerde. Toen hij klaar was ging hij weer vrolijk de straat op en vervolgde hij zijn tocht. Het was wel een spannend moment. 

langs het kanaal, naast ons huis, hadden wij ook twee djambu bomen. Paul en John hadden monopolie over deze bomen. Als ij in een goede bui waren, kregen wij af en toe een kleine djambu. Dit veroorzaakte natuurlijk de nodige wrijving en kibbel partijen. Er was een tak waar de 'kleintjes' aan mochten hangen. Van ellende droeg deze tak geen vruchten. 

De grote Wunieboom kreeg kleine trosjes met kleine besjes. De rode besjes waren vrezelijk zuur. De zwarte besjes smaakten zuur/zoet. Wel lekker voor rudjak. Er waren twee redenen waarom ik niet graag in deze boom wilde  klimmen. Ten eerste waren de beste vruchten boven het snelstromende water van de kali en ten tweede omdat er zoveel van die grote zwarte mieren in woonden die je gemeen konden bijten op de meest privee lichaams delen. Maar mijn verlangen voor die lekkere rudjak gaf mij de moed om het toch wel te doen.

 

De Labu Sium was een soort eetbare meloen die je moest koken. Het smaakte wel lekker, vooral in gado-gado. Onze plant groeide tegen een rasterwerk en kreeg meer dan honderd vruchten. Deze plant heeft ons goed gevoed gedurende de bersiap tijd toen wij niet welkom waren op de passer.

Ongeveer 200 meter ten Noorden maakte de Cikapundung een scherpe bocht. Hier was een afvoerpijp van de kinine fabriek. Op bepaalde tijden werd afval water door deze pijp in de rivier gepompt. Een klap person was tot de ontdekking gekomen dat er olie in dit afval water was. Deze olie dreef op het water en maakte van die blauw-glanzende plekken op het oppervlak. Ze hebben toen een meter brede dijk gemaakt in de rivier. 

Ze dan monteerden bambu stokken, op een hoek tussen de over en de dijk. De drijvende olie verzamelde zich dan in die hoek, tussen de stok en de dijk. De olie laag werd dan in een petroleum blik geschept. Na wat filtratie kreeg je dan schone heldere olie, die goed te gebruiken was voor lampu templek. De kinine fabriek werkte 24 uur per dag. de oliewinners werkten dag en nacht. Vaak waren ze luidruchtig., maar wij hebben er nooit over geklaagd. Als beloning hielden zij een oogje op ons huis voor eventuele dieven. Ik ben er nooit achter gekomen of de olie uit de geperste kininebast kwam of dat het werd bijgevoegd voor het process. Als jij het weet, vertel het me dan. Er was een voordeel van deze water vervuiling en dat was dat wij in onze buurt geen last hadden van muskieten.

Pappie, Piet, Bob, ted, Victor, en John waren al gauw in de gevangenkampen gezet. Moes, Noesje, Paul, Theo, Thea en ik bleven thuis. Toen de Natuna buurt werd omgezet tot een vrouwenkamp trokken, Job, Prul, Ron, edu, Frank en Minet in ons huis. Ik vond het wel leuk om drie speelkameraadjes te krijgen. De Guttenbergs sliepen toen met Paul en Theo in het huis en Moes, Noesje Jij en ik sliepen toen in de jongenskamer. Onze achter buren waren de familie Pattipiholi met Polly en Bea als kinderen. Ron, Polly en ik waren de beste vrienden. Wij noemden ons De Drie Musketiers. Wij gingen iedere middag naar de distributie in de kampong om rijst rantsoen op te pikken. Klandestien speelden wij dan met de katjongs in de kali. Dit was natuurlijk strikt verboden omdat het water zo vies was. Afval van de kininefabriek, dode kippen, afvoer van honderden WCs maakten het water niet erg gezond. Ik vraag mij af hoe wij dat alles hebben overleefd. 

Paul werd in 1944 opgepikt en gevangen gezet in een politieke gevangenis. Theo overleed aan malaria, ondanks het feit dat wij maar zo dicgt bij de kinine fabriek woonden . Job was gedwongen om buiten het kamp te werken voor de spoorwegen. Hij heeft geweldig goed voor de familie gezorgd. He is my hero!

Augustus kwam de langverwachte bevrijding. Meteen daarop begon de bersiap tijd. Op November 24 1945 moesten wj voor de vijligeid vluichten van ons geliefde en vertrouwde Kebon Sirih. Wij zijn gevlucht met rijst een dubbel stel kleren en manga golek. Op 29 November 1945 werd ons huis door een geweldige overstroming van de Cikapundung totaal weggeslagen. Het is nog steeds onbekend of deze overstroming een natuurramp was of dat sabotage de dam had vernietigd. Deze dam was aangelegd door oom Harrie die gestudeerd had in weg en water bouw.

 

Bronnen:

 

Vragen en reacties op deze pagina kunnen hieronder geplaatst worden: